Overzicht van competenties
Een competentie is het vermogen om een arbeidstaak te verrichten door middel van een combinatie van vaardigheden, kennis, ervaring, persoonlijkheid, motivatie en intelligentie. De competenties zoals deze in het bedrijfsleven en bij sollicitaties vaak worden gebruikt, geven aan dat je geschikt bent om een bepaalde taak te volbrengen. Competenties kunnen erg verschillend zijn. Sommige competenties zijn te leren, of te ontwikkelen door veel te doen. Andere competenties zijn juist erg verbonden aan je persoonlijkheid of motivatie.
Competenties worden vaak genoemd bij sollicitaties. In vacatures is vaak te lezen welke competenties belangrijk voor de betreffende functie. Wanneer er geen concrete competenties in de vacature staan beschreven, kun je aan de hand van de functieomschrijving proberen te achterhalen welke competenties belangrijk zijn. Zodat je deze indien voor jou van toepassing kunt verwerken in de sollicitatie.
Er zijn ontelbaar veel competenties te bedenken. Bij de keuze van competenties voor uw sollicitatie is het belangrijk dat u competenties kiest die relevant zijn voor de functie. Daarnaast is het uiteraard belangrijk van uw de betreffende competenties ook daadwerkelijk bezit. Het competentie overzicht hieronder bevat 70 veel voorkomende competenties. De lijst is verdeeld in 5 groepen. Persoonlijkheidscompetenties, interpersoonlijke competenties, leidinggevende competenties, organisatorische competenties en taak specifieke competenties.
Persoonlijkheidscompetenties
Aanpassingsvermogen: Het vermogen om te veranderen en om te gaan met verschillende en veranderende situaties
Ambitie: Streven vooruitgang te boeken, doelen te realiseren, carrière te maken
Assertiviteit: Zelfbewust, voor zichzelf opkomen, weerbaar
Besluitvaardigheid: Het durven nemen van beslissingen in moeilijke situaties
Betrokkenheid: Gevoel van verbondenheid met een organisatie en de werkzaamheden
Concentratievermogen: Het vermogen om zich met alle aandacht op een opdracht of taak te richten zonder zich te laten afleiden
Creativiteit: Het vermogen om nieuwe dingen of methodes te bedenken en te creëren, scheppingskracht, vindingrijk
Discipline: Het vermogen om regels, procedures en afspraken strikt te volgen
Doorzettingsvermogen: Het vermogen om door te gaan totdat een doel bereikt is, zonder op te geven
Energiek: Vol energie zijn, met kracht en uithoudingsvermogen
Enthousiast: Met veel zin, inzet en overtuiging iets doen, geestdriftig
Flexibel: Gemakkelijk kunnen aanpassen aan veranderende situaties. Aanpassingsvermogen
Initiatief nemen: Uit zichzelf iets starten zonder aansturing van anderen
Integriteit: Eerlijk en betrouwbaar zijn, handelen volgens de regels en verantwoordelijkheid
Kritisch denken: Door zichzelf vragen te stellen, beschikbare informatie en veronderstellingen controleren op waarheid
Leervermogen: Het vermogen om nieuwe kennis op te nemen en te verwerken. Het vermogen om zich handelingen eigen te maken en toe te passen
Loyaliteit: Trouw aan organisatie, personen en/of gemaakt afspraken
Nauwkeurig: Secuur, precies, stipt, zorgvuldig, op kleine dingen lettend
Onafhankelijk: In staat zijn zelf beslissingen te nemen, autonoom
Positief ingesteld: Optimistisch, van het goede uitgaan
Proactief: Initiatief nemen, vooruit denkend, niet afwachtend
Reflecteren: Terugkijken op en analyseren van gebeurtenissen en handelingen
Strategisch inzicht: Het vermogen om een weloverwogen plan te bedenken om een lange termijn doelstelling te realiseren
Stressbestendig: Goed tegen stress kunnen. Goed blijven presteren onder tijdsdruk en emotionele druk
Toegewijd: Met veel zorg en aandacht, met veel inspanning
Verantwoordelijkheid: Zich bewust zijn van en het uitvoeren van afspraken en plichten
Zelf inzicht: Het vermogen om zelf in te kunnen schatten wat je kan en wat je niet kan
Interpersoonlijke competenties
Adviseren: Raad geven, advies geven
Argumenteren: Het vermogen om anderen te overtuigen of tot een conclusie te komen met argumenten
Collegiaal: Ondersteunen van collega’s, rekening houden met collega’s
Conflictbeheersing: Om kunnen gaan met conflicten en conflicten kunnen de-escaleren
Diplomatiek: Op een weloverwogen manier handelen met het oog op de belangen van verschillende partijen
Empathisch vermogen: Het vermogen om zich te kunnen inleven in, en het meeleven met anderen
Luisteren: Aandachtig horen, belangstelling tonen in wat een ander zegt
Mensenkennis: Het vermogen het karakter van mensen te kunnen herkennen
Mondelinge communicatie: Het goed kunnen verwoorden van complexe zaken in bijvoorbeeld een gesprek, discussie of presentatie
Netwerken: Het aanknopen en onderhouden van contacten en relaties
Onderhandelen: Proberen een optimale overeenkomst te bereiken, proberen het met elkaar eens te worden
Overtuigen: Het vermogen om met argumenten iemands mening te beïnvloeden
Samenwerken: In overleg met elkaar werken, inspanning doen om met anderen gezamenlijk een specifieke opdracht uit te voeren
Schriftelijke communicatie: Goed en helder kunnen communiceren in schrift, zoals in brieven of e-mails
Sensitiviteit: Het vermogen emoties en belangen van anderen aan te voelen, te herkennen en er op te reageren
Leidinggevende competenties
Aansturen: Leidinggeven, opdrachten geven en begeleiden
Coachen: Anderen begeleiden en ondersteunen bij een leerproces of bij het behalen van gestelde doelen
Delegeren: Het overdragen van bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Leidinggeven: Het vermogen om anderen aan te sturen en te motiveren om een taak uit te voeren.
Motiveren: Het bemoedigen van anderen, uitleggen waarom iets moet
Organisatie sensitiviteit: Inzicht in de formele en informele structuur van een organisatie en hoe een organisatie werkt, aanvoelen hoe de machtsverhoudingen liggen
Probleemoplossend vermogen: Het vermogen om problemen te herkennen en zelf op te lossen
Teambuilding: Zorgen voor een goede samenwerking, creëren van een hecht teamverband
Organisatorische competenties
Begroten en budgetteren: Overzichtelijk maken en inplannen van toekomstige uitgaven, verdelen van het beschikbare geld
Helicopter view: Overzicht hebben over het geheel, Inzicht hebben in de grote lijnen
Organiseren: Het bij elkaar brengen van mensen en middelen om een doel te bereiken, regelen, structuur aanbrengen
Plannen: Werkzaamheden organiseren, een werkschema of rooster maken
Prioriteren: Het vermogen zaken te rangschikken naar belangrijkheid
Time management: Het vermogen om tijd efficiënt in te delen om een opdracht binnen de beschikbare tijd te voltooien
Taak specifieke competenties
Analyseren: Systematisch en grondig ontleden, onderzoeken en beoordelen van gegevens of problemen
Anticiperen: Het vermogen om rekening te houden met eventuele toekomstige ontwikkelingen
Commercieel inzicht: Inzicht in marktwerking en het vermogen dit toe te passen
Dienstverlenend: Hulpverlenend, erop gericht zij om anderen te helpen
Doelgericht: Zonder zich te laten afleiden gericht werken naar een einddoel
Klantgericht: Het welzijn en de behoefte van de klant centraal zetten in de werkwijze
Kwaliteitsgericht: Het nastreven van hoge kwaliteit, hoge (kwaliteits)eisen stellen aan zichzelf
Ondernemerschap: Het vermogen kansen te signaleren en daar onafhankelijk naar te handelen
Presenteren: Het op een heldere manier overbrengen van informatie
Projectmatig werken: Manier van werken in een tijdelijk samenwerkingsverband met anderen om een specifiek doel te behalen
Resultaatgericht: In staat om naar concrete resultaten of doelstellingen toe te werken
Servicegericht: Dienstverlenend, erop gericht zijn problemen van klanten op te lossen